Corien Oranje (Delft, 1963) wist al vóórdat ze kon lezen dat ze schrijfster zou worden. Haar moeder was journaliste en redacteur. Haar vader schreef wetenschappelijke artikelen. Op vijfjarige leeftijd begon Corien met het overschrijven van boeken. Van de boekdrukkunst had ze nog nooit gehoord. Een jaar later, toen ze eindelijk had leren lezen, haalde ze de bibliotheek leeg, las alle boeken die ze kon vinden, en begon zelf te schrijven. Boeken hadden iets magisch voor haar. Elk boek was een deur naar een andere wereld – een geheimzinnige, avontuurlijke plek, waar ze een totaal ander iemand kon zijn. Wat kon er mooier zijn dan zelf zo’n wereld te creëren?Het duurde lang voor het echt zover was. Corien ging naar school, en schreef om te oefenen alvast verhalen, dagboeken, brieven, gedichten, liedjes en musicals. Na het VWO studeerde ze klassieke talen en bij nader inzien toch maar theologie, wat een goed idee was, want op de theologische universiteit bleek haar toekomstige man rond te lopen, en die had ze niet graag willen missen. Toen ze eindelijk klaar was met studeren verhuisde ze samen met Dick, haar man, naar Papua. Samen gaven ze les op een theologische school met uitzicht over het oerwoud. Pas toen Corien en haar gezin weer terug in Nederland waren en alle babies kleuters waren geworden, kon ze eindelijk doen wat ze al die jaren al had willen doen: schrijven.